Ik ben geen zondaar

Enige tijd geleden bracht de kerk De Doorbrekers een lied uit met de titel: ‘Ik ben geen zondaar’. Zoals te verwachten viel kwam er heel wat reactie op, bijvoorbeeld op CIP.nl en in het Reformatorisch Dagblad. De boodschap zou vooral te eenzijdig te zijn. Er wordt te weinig over de zonden gesproken in de preken waar dit lied uit voortkwam. Ik heb een aantal preken geluisterd en ben het daar niet mee eens. De voorganger, Peter Paauwe, benadrukt regelmatig dat we misstappen maken, dat we struikelen.

Maar hoe zit het nu eigenlijk? ‘Ik ben geen zondaar’ klinkt nogal optimistisch, het is ook wel makkelijk, ik hoef niet meer te kijken naar mijn zonden want ik ben namelijk geen zondaar. Maar is dat de betekenis van ‘Ik ben geen zondaar’?

Stel, iemand vraagt aan mij: ben jij een voetballer? Dan zou ik antwoorden: Nee, ik ben geen voetballer. Een hele andere vraag is: voetbal jij wel eens? Daar zou mijn antwoord ‘ja’ op zijn, maar dat maakt mij nog steeds geen voetballer. Zo is het ook met de vraag: ben jij een zondaar? Dat is een vraag naar mijn identiteit: ben jij een zondaar? Mijn antwoord daarop is: nee, ik ben geen zondaar. Als dan de vraag zou komen: maar doe je dan helemaal geen zonden? Dan zou ik antwoorden: nee, natuurlijk doe ik zonden!

In de Bijbel komen twee soorten mensen voor: zondaren en heiligen. In de brief aan Efeze, je zou kunnen zeggen een mini Romeinenbrief, omschrijft Paulus wat het inhoud om zondaar te zijn. Hij schrijft in Efeze 2:1-3 (HSV):

Ook u heeft Hij met Hem levend gemaakt, u die door overtredingen en de zonden, waarin u voorheen gewandeld hebt, overeenkomstig het tijdperk van deze wereld, overeenkomstig de wil van de aanvoerder van de macht in de lucht, van de geest die nu werkzaam is in de kinderen van de ongehoorzaamheid, onder wie ook wij allen voorheen verkeerden, in de begeerten van ons vlees, door de wil van het vlees en de gedachten te doen; en wij waren van nature kinderen des toorns, evenals de anderen.

Zondaren, met andere woorden, zijn mensen die leven naar de wereld, die satan volgen en leven naar het vlees. Het zijn kinderen des toorns. Ook in het begin van de Romeinenbrief (hoofdstuk 1 t/m 3) schetst Paulus dit beeld van zondaren. Het is overigens belangrijk om te onthouden dat wij allemaal, niemand uitgezonderd, ooit leefden als zondaren. Er zijn maar twee opties, of je bent nog steeds een zondaar, of je was een zondaar en bent nu gerechtvaardigd en heilig.

In zijn eerste brief aan de Korinthiërs opent Paulus zijn brief met de volgende tekst, 1 Korinthe 1:1-3 (HSV):

Paulus, een geroepen apostel van Jezus Christus door de wil van God, en Sosthenes, de broeder, aan de gemeente van God die in Korinthe is, aan de geheiligden in Christus Jezus, geroepen heiligen, met allen die de naam van onze Heer Jezus Christus aanroepen, in elke plaats, zowel hun als onze Heere: genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Heere Jezus Christus

Paulus noemt de Korinthiërs heiligen, maar als je de brief leest dan kom je erachter dat de gemeente in Korinthe een grote puinzooi was. Een heilige word je door geloof in Jezus Christus. Als je tot geloof bent gekomen, is je identiteit niet meer zondaar maar heilige. Dat betekent natuurlijk niet dat op de dag dat wij ons bekeren en gaan geloven in Jezus, dat al onze zonden van ons afvallen en dat wij nooit meer zullen zondigen. Het kan natuurlijk zijn dat bepaalde zonden van je af vallen, maar het kan ook zijn dat je je hele leven blijft worstelen met bepaalde zonden. In 1 Johannes 1:8-10 schrijft Johannes:

Al wij zeggen dat wij geen zonde hebben, misleiden wij onszelf en is de waarheid niet in ons. Als wij zonden belijden: Hij is getrouw en rechtvaardig om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid. Als wij zeggen dat wij niet gezondigde hebben, maken wij Hem tot leugenaar en is Zijn woord niet in ons.

Dus zelfs als we heiligen zijn, doen wij nog steeds verkeerde dingen. Maar dat betekent niet dat onze identiteit daarmee verandert. Het is niet zo dat wij het ene moment heilig zijn, het volgende moment weer zondaar zijn en daarna weer heilig worden en dat dit zo maar doorgaat. Onze identiteit is heilige, niet zondaar.

Als wij onszelf blijven zien en blijven benoemen als zondaar dan kunnen wij op bepaalde momenten het idee krijgen dat wij een loser christen zijn. God kan dan ver weg raken, we worden als het ware bang om Hem te naderen want wij voelen ons een zondaar. Maar het is van belang om te begrijpen dat onze identiteit niet is veranderd! We zijn, ook al doen wij nog steeds zonden, heiligen! In Hebreeën 4:14-16 staat (HSV):

Nu wij dan een grote Hogepriester hebben, Die de hemelen is doorgegaan, namelijk Jezus, de Zoon van God, laten wij aan deze belijdenis vasthouden. Want wij hebben geen Hogepriester Die geen medelijden kan hebben met onze zwakheden, maar Een Die in alles op dezelfde wijze als wij is verzocht, maar zonder zonde. Laten wij dan met vrijmoedigheid naderen tot de troon van genade, opdat wij barmhartigheid verkrijgen en genade vinden om geholpen te worden op het juiste tijdstip.

In plaats van ons te verstoppen voor God, onszelf een loserchristen, een zondaar, te voelen, moeten wij juist vrijmoedig naar de troon van genade gaan. Want onze identiteit is niet veranderd. Als wij voor die troon komen dan ruikt God niet de stank van onze zonden en keert Hij zich niet van ons af, maar ruikt Hij het offer van Jezus. Door Jezus werk ziet God je als heilige, gerechtvaardigd, niet als zondaar.

Goed, nu kan het zijn dat je denkt: ‘Aha! Dus ik kan gewoon lekker zondigen zoveel als ik wil, want God ziet mij toch als heilige!’. Als dat de boodschap is die je uit dit artikel haalt, dan denk ik dat er iets mis is met je geloof. Als je beseft dat God Zijn eigen Zoon heeft gegeven om voor jouw zonden te sterven en jouw reactie daarop is om zoveel mogelijk te zondigen.. dan moet je daar misschien nog eens over nadenken.

Kort gezegd:

Als iemand aan mij vraagt: ben jij een zondaar? Dan antwoord ik met ‘nee’. Als iemand mij vraagt: zondig je? Dan antwoord ik met ‘ja’.

Songtekst ‘Ik ben geen zondaar’:

U nam de eerste stap, strekte uw hand uit, vanuit de eeuwigheid werd U een mens.
U brak de vijandschap door uw genade, verzoening werd gebracht voor iedereen.
Hoe heerlijk, hoe groot is uw naam. Verlosser, wij aanbidden uw naam.
Messias, U maakt alles nieuw. Alles is nieuw.
2) Mijn zonden uitgewist, redding ontvangen,
in U een nieuwe mens, van zonden bevrijd. U maakte mij vrij.
3) Het is volbracht, de prijs betaald, eens voor alle zonden.
Of ik nu val of ik nu sta, ik ben geen zondaar. Ik ben geen zondaar.

 

 

6 thoughts on “Ik ben geen zondaar”

  1. Dank je wel! Ik ben er nog niet helemaal over uit hoe ik me zou willen noemen. Wat ik las bij Josh Scuires vind ik erg mooi: “We are all a combination of saint, sinner, and sufferer (CrossTalk, Mike Emlet). This is not to say that there are portions of us that are saved and portions that are unsaved. There are parts of us that emphasize one aspect of our identity, but all three are necessary for a balanced Christian walk.” Je kunt het hier lezen en ik ben natiirlijk heel benieuwd naar jouw reactie. https://www.desiringgod.org/articles/you-are-a-saint-sinner-and-sufferer

    Like

    1. Hoi Aritha, bedankt voor je reactie. De Bijbel is er naar mijn idee vrij duidelijk over dat een persoon die in Christus is, geen zondaar meer is. In Romeinen 5 schrijft Paulus: ‘Wij dan gerechtvaardigd door het geloof, hebben vrede bij God…’ Dit gaat dus over mensen die geloven. In vers 8 van hetzelfde hoofdstuk schrijft Paulus: ‘… immers heeft iemand de moed om voor de goede mens te sterven. God echter bevestigt Zijn liefde voor ons daarin dat Christus voor ons gestorven is toen wij nog zondaars waren.’ Wij waren zondaars, verleden tijd. Je kunt niet tegelijkertijd zondaar en heilige zijn. Ik zou eigenlijk willen voorstellen dat je het hele NT doorgaat en afstreept hoevaak gelovigen ‘zondaren’ worden benoemd en hoe vaak zij ‘heiligen’ of ‘rechtvaardigen’ worden benoemd. Ik denk dat er geen enkele tekst is waarin een gelovige nog zondaar wordt genoemd: Let op: ik zeg niet dat er nergens wordt gezegd dat gelovigen niet meer zondigen, maar dat is iets anders zoals ik hierboven beschreef.

      Over het stuk dat je bijvoegt: De schrijver maakt de fout om geen onderscheid te maken tussen ‘zondigen’ en ‘zondaar-zijn’ dat onderscheid is, zoals ik hierboven heb beschreven, weldegelijk aan de orde in de Bijbel. De identiteit van een gelovige is dat hij/zij een ‘heilige’ is, maar die heilige is niet zonder zonde. De schrijver van het artikel ziet dit niet. Let maar eens op de teksten die hij aandraagt 1 John 1:8 en Romans 7:19–20, het gaat daar niet over zondaren, maar over heiligen die zondigen. Dat is echt iets heel anders.

      Like

  2. Mooi geschreven! Wij zingen hem graag mee. En zoals het filmpje laat zien heeft het wel iets weg van Luther die de stellingen op de eikenhouten deur van de gevestigde orde nagelt.

    Like

  3. Mooi stuk, praktische vergelijking ook met de voetballer.

    Het maakt echt uit vanuit welke positie ik mezelf bekijk, zoals je goed omschrijft: welke identiteit neem ik aan?

    Wetend dat ik gereinigd en geheiligd ben door het offer van Jezus, weet ik dat ik daarmee dus ook een heilige ben. Ik ben daarin wel altijd afhankelijk van de kostbare genade die mij hierin is geschonken. Zodra je dit door gaat krijgen wil je niet eens meer zondigen. Ja, natuurlijk, het gebeurt nog wel, maar het startpunt is dat ik een heilige ben. Als ik echt ga beseffen wat Jezus voor mij heeft gedaan, de kostbare genade die hij schenkt, dan volgt daar als vanzelf navolging uit. Je verloochent jezelf en gaat doen wat Jezus deed. Dat is wat mij betreft de uitdaging van het leven, waar ik overigens nog midden inzit. Want in dat kader, wat zou dan ‘totale overgave’ zijn (Lucas 14:25-35)?

    Like

Leave a comment