Eens gered, altijd gered?

 

Voor iedereen die dit leest, geldt dat er maar twee opties zijn: of je bent gered, of je bent (nog) niet gered. Er is geen tussenweg. Maar kun je wel zeker zijn van je redding? Misschien heb je jaren geleden wel belijdenis gedaan, of ben je gedoopt, maar zijn er soms van die momenten waarop je je afvraagt of je wel gered bent omdat je op dat moment in een ‘geloofsdip’ zit of omdat je jezelf niet goed genoeg vindt.

Paulus zijn redenatie in de Romeinenbrief

De Griekse wereld staat bekend om de filosofie. Ook in de Bijbel wordt de Griekse filosofie soms gebruikt om een punt te maken. In Romeinen 5 gebruikt Paulus een bekende vorm van redeneren van de Grieken. Paulus argumenteert in vers 8 tot 10 van het moeilijk naar het makkelijke. De redenatie gaat ongeveer als volgt: ‘Als God dit al voor je heeft gedaan, namelijk het moeilijke deel, waarom zou je dan denken dat Hij je zal laten vallen nu het makkelijke deel is aangebroken?

In Romeinen 5:8-10 ziet dit er als volgt uit:

God echter bevestigt Zijn liefde voor ons daarin dat Christus voor ons gestorven is toen wij nog zondaars waren. Veel meer dan zullen wij, nu wij gerechtvaardigd zijn door Zijn bloed, door Hem behouden worden van de toorn. Want als wij, toen wij vijanden waren, met God verzoend zijn door de dood van Zijn Zoon, hoeveel te meer zullen wij, nu wij verzoend zijn, behouden worden door Zijn leven.

God heeft ons met Hem verzoend, toen wij nog vijanden van Hem waren en dat deed Hij door de dood van Zijn Zoon Jezus. Dat was het moeilijke deel. Het makkelijke deel in de redenering volgt daarop: Wij zullen behouden worden door Zijn leven. [1] Met andere woorden: God heeft het aller moeilijkste al gedaan, namelijk zijn eigen Zoon geven voor vijanden, dus wees niet bang dat Hij je nu zal laten vallen nu het makkelijke deel is aangebroken.

Andere teksten ‘eens gered, altijd gered’

Ook in andere teksten komt duidelijk naar voren dat wie in Jezus gelooft, niet meer verloren zal gaan. Een voorbeeld daarvan is Johannes 10:26-28:

Maar u gelooft niet, want u bent niet van Mijn schapen, zoals Ik u gezegd heb. Mijn schapen horen Mijn stem en Ik ken ze en zij volgen Mij. En Ik geef hun eeuwig leven; en zij zullen beslist niet verloren gaan in eeuwigheid en niemand zal ze uit Mijn hand rukken.

En Johannes 6:44-47:

Niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader, Die Mij gezonden heeft, hem trekt; en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag. Er is geschreven in de profeten: En zij zullen allen door God onderwezen zijn. Ieder dan die het van de Vader gehoord en geleerd heeft, komt tot Mij. Niet dat iemand de Vader gezien heeft, behalve Hij Die van God is; Híj heeft de Vader gezien. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie in Mij gelooft, heeft eeuwig leven.

Let op dat Jezus in de tekst van Johannes 6 niet zegt: ‘Wie in Mij gelooft, zou misschien wel eens kans kunnen maken op het eeuwige leven.’ In de tekst van Johannes 10 en Johannes 6 klinkt juist een grote zekerheid voor de gelovigen. Niemand kan de gelovigen uit de hand van Jezus rukken en wie in Hem gelooft heeft eeuwig leven. Er zijn nog meer teksten die aangeven dat God Zijn werk zal voltooien in ons, bijvoorbeeld in Filippenzen, maar daarover later meer.

Kun je je redding dan echt niet verliezen?

Dus ja, eens gered altijd gered! Maar is het dan echt niet mogelijk om je redding te verliezen? Een duidelijke tekst hierover is toch Hebreeën 6:4-6 (HSV):

Want het is onmogelijk om hen die eens verlicht zijn geweest, die de hemelse gave geproefd hebben en deelgenoot zijn geworden van de Heilige Geest, en die het goede Woord van God geproefd hebben en de krachten van de komende wereld, en die daarna afvallig worden, weer opnieuw tot bekering te brengen, omdat zij voor zichzelf de Zoon van God opnieuw kruisigen en openlijk te schande maken.

Daar zit je dan met je ‘eens gered, altijd gered’. Sommigen denken, en dat dacht ik ook, dat het hier gaat om mensen die nooit écht tot geloof zijn gekomen. Dit zijn mensen die hebben geproefd van het geloof, maar het niet tot zich hebben genomen, ervan hebben gegeten. Maar er is een probleem met dit idee. Het woord voor proeven wordt eerder in de Hebreeënbrief ook gebruikt. In Hebreeën 2:9 staat ‘opdat Hij door de genade van God voor allen de dood zou proeven.’ Als je zou hanteren dat het proeven in Hebreeën 6 niet de echte ervaring is van het geloof, dan zou je ook moeten concluderen dat Jezus ‘niet echt’ is doodgegaan, en dat is een probleem.

Er is nog een andere reden om te denken dat het in Hebreeën 6 om echte gelovigen gaat. Er worden namelijk een aantal dingen gezegd over deze mensen, namelijk:

  • Zij hebben de hemelse gave geproefd
  • Zij hebben de Heilige Geest
  • Zij hebben het goede Woord van God geproefd
  • Zij hebben de krachten van de komende wereld ervaren

Het ziet er daarom naar uit dat het hier echt gaat om echte gelovigen, die vervuld zijn met de Heilige Geest. De vraag is alleen, hoe zijn zij hun redding verloren? En, zijn ze überhaupt hun redding verloren?

Het Griekse woord voor afvallig worden is parapesontas. Dit woord komt nergens anders voor in het Nieuwe Testament, alleen in deze tekst van Hebreeën 6. Wat betekent dit woord precies? Zijn dit mensen die even een geloofsdipje hebben? Nee, het woord dat hier gebruikt wordt, duidt op een zeer bewuste keuze van afvalligheid. Het zijn niet de gelovigen die even ‘in een dipje zitten’. De mensen die in Hebreeën 6 worden genoemd waren echte gelovigen, gevuld met de Heilige Geest, die op een gegeven moment een zeer bewuste keuze hebben gemaakt om God niet meer te volgen, of om het op eigen kracht te gaan doen. [2]

Maar de schrijver van de Hebreeënbrief is nog niet klaar. Hoewel bovenstaand tekstgedeelte van Hebreeën 6 je misschien angstig kan maken, ‘ik kan mijn redding verliezen’, geeft de schrijver na dit stuk juist een enorme bemoediging. Hij schrijft in vers 9:

Ook al spreken wij zo, geliefden, wat u betreft zijn wij echter overtuigd van betere dingen, die met de zaligheid samenhangen.

De schrijver is ervan overtuigd dat de geadresseerden zalig gemaakt zullen worden door God en dat er dus geen sprake is van afvalligheid. De verzen 4 tot en met 6 die ik eerder toonde, dienen eerder als hypothese, dan een daadwerkelijke afvalligheid. Met deze tekst wil de schrijver de lezers aanmoedigen, om juist te volharden in het geloof. [3] Juist deze tekst in Hebreeën die je soms kan doen laten denken dat je je redding kunt verliezen, wordt afgesloten met een bemoediging in zekerheid!

God is het werk begonnen en zal het voltooien

Eerder vermeldde ik al even een tekst uit Filippenzen. Ook uit deze tekst blijkt duidelijk dat God ons niet zal laten vallen, dat onze redding zeker is.

Filippenzen 1:6-7:

Ik vertrouw erop dat Hij Die in u een goed werk begonnen is, dat voltooien zal tot op de dag van Jezus Christus. Het is immers voor mij terecht dat ik dit van u allen denk, omdat ik u allen in mijn hart heb als deelgenoten van mijn genade, zowel in mijn gevangenschap als in de verdediging en bevestiging van het Evangelie.

Het Griekse woord voor ‘begonnen is’, is enarchomai. Dit werkwoord betekent zoiets als ‘beginnen in’. In de gehele Bijbel wordt duidelijk gemaakt dat onze redding niet afhankelijk is van onszelf. Wij zijn gered door genade, wat we alleen kunnen ontvangen door geloof, maar de Bijbel maakt ook duidelijk dat zelfs dat geloof niet uit onszelf komt (Ef 2:8-10). Het is God die een werk is begonnen in ons en Paulus spreekt zijn vertrouwen erover uit in dit vers in Filippenzen dat God dit werk ook zal voltooien. Het ligt dus niet bij ons om onze redding te bereiken. En dat is nu juist het hele probleem voor ons mensen: wij willen het zo graag zelf doen.

Het Griekse werkwoord enarchomai wordt in slechts twee teksten gebruikt in het Nieuwe Testament: Filippenzen 1:6 en Galaten 3:3. [3] In Galaten wordt het woord als volgt gebruikt:

Bent u zo dwaas? U die met de Geest begonnen bent, gaat u nu eindigen met het vlees?

Het is duidelijk dat ook bij de Galaten God Zijn werk is begonnen. En net zoals Paulus verwacht dat God dit zal voltooien tot op de dag van Christus bij de Filippenzen, zal hij die verwachting ook hebben voor de geadresseerden in de  Galatenbrief. Maar er is één probleem: de gelovigen in de Galatenbrief willen verder gaan met het vlees! Ze hebben Jezus eens aangenomen als Redder, ook de mensen in Galatië geloofden eens dat zij gered waren door geloof alleen en niet door werken. Maar ze beginnen terug te glijden, terug te glijden in een evangelie van genade plus werken. Maar als ik werken en genade ga mengen met elkaar, dan is genade niet meer echt genade, want ik heb het verdiend door mijn werken. Een evangelie van genade plus werken, is in feite een evangelie van werken. Nu de Galaten terugglijden in een godsdienst van werken, begint Paulus zich zorgen te maken over hun redding. Hij schrijft zelfs (Gal 4:11): ‘Ik vrees voor u dat ik mij misschien tevergeefs voor u heb ingespannen’. En dat geldt ook voor ons. Zolang wij geloven dat het niet uit onze werken is, maar uit dat wat God heeft gedaan, zullen wij nooit hoeven vrezen dat God ons op een dag loslaat en dat wij vlak voor de finishlijn onze redding zullen verliezen! Maar als wij gaan denken dat wij ook maar iets toegevoegd hebben aan onze eigen redding dan zijn de woorden van Galaten 4:11 misschien ook wel aan ons gericht: ‘Ik vrees voor u…’.

En die werken die wij eraan toevoegen, kan van alles zijn: Geloof plus.. de doop, geloof plus.. avondmaal, geloof plus.. elke week braaf naar de kerk gaan. Ik bedoel niet te zeggen dat de doop, het avondmaal en naar de kerk gaan slechte dingen zijn, maar wél als we denken daardoor bij te hebben gedragen aan onze redding. In plaats van dat alle eer naar Jezus gaat, en wat Hij heeft gedaan aan het kruis voor ons, zeggen wij dan: ‘Kijk eens wat Jezus en ik, wat wij samen hebben gedaan!’.

Zolang wij onze focus houden op Jezus, wat Hij gedaan heeft voor ons, zal God ons in geen enkel geval laten vallen. Wij zijn door genade gered, door het geloof. God zal ons nooit loslaten.  Maar vanuit de mens gezien ligt dat wat moeilijker. Wij willen graag aan God iets laten zien, waardoor Hij ons misschien wel nóg beter vindt. Langzaam maar zeker proberen wij steeds meer door werken onze redding zeker te stellen of er in ieder geval aan bij te dragen. Terwijl het de bedoeling is dat wij door God bij de finish worden gebracht, zeggen wij tegen God: ‘Gaat U maar eens op de tribune zitten, dan moet U eens opletten hoe ik de laatste honderd meter zelf naar de finish ren’. Maar in die laatste honderd meter presteren wij het om te vallen en daar liggen we dan, beschaamd, want we hebben het niet gered. Door eigen werk zullen wij het nooit redden, we struikelen voor de finish.

Maar het kan ook juist andersom zijn. Je voelt je bijvoorbeeld niet goed genoeg voor God. Je denkt misschien: ‘Dit klinkt allemaal leuk hoor maar je weet helemaal niets van mijn geloofsdip’. Maar dat is nu juist het hele punt van het evangelie. Het evangelie is niet afhankelijk van jou of van mij, het is God die het voltooien zal. Toen Petrus Jezus drie keer verraadde, zal hij ook wel even een enorme dip hebben beleefd in zijn geloof. Maar Jezus koos juist hem uit als één van de leiders in het geloof. Je redding is dus niet afhankelijk van hoe jij je op dit moment voelt over jezelf, of dat jij nu even in een geloofsdip zit. Dit is natuurlijk niet een aanmoediging om je geloof dan maar helemaal te laten verslonzen met het idee: ‘Ach, God zal het voltooien, dus ik kan lekker achterover leunen’. Maar toch, je redding is niet afhankelijk van jou.

Alleen door geloof redden wij het tot de finishlijn, niet omdat we zelf naar de finish rennen, maar omdat Jezus ons naar de finish brengt. En als je je focus houdt op Jezus, en niet begint te kijken naar wat je zelf kan presteren, dan is die redding 100% zeker!

 

[1] D. J. Moo, The Epistle to the Romans. (Grand Rapids: William B. Eerdmans Publishing Company, 1996), p 309-310.

[2] T. Schreiner, Commentary on Hebrews. (Nashville: B&H Publishing Group, 2015), p 187-188.

[3] T. Schreiner, Commentary on Hebrews. (Nashville: B&H Publishing Group, 2015), p 193.

[4] J. MacArthur, Philippians MacArthur New Testament Commentary. ( ), p 26.

3 thoughts on “Eens gered, altijd gered?”

  1. Ik wilde nog even een link delen van Hebreeën 6:4 naar Hebreeën 10:26-27 (Naardense Bijbel)

    Want als wij moedwillig zondigen
    nadat wij de kennis van de waarheid
    aangenomen hebben, is er geen
    offerdier voor zonden meer over,

    maar een of andere vreselijke
    verwachting van een oordeel,
    en de ijver van een vuur
    dat de tegenstanders gaat verteren.

    A Christian said to a minister of his acquaintance: “I am told you are against the perseverance of the saints.” “Not I, indeed,” he replied; “it is the perseverance of sinners that I oppose.” “But do you not think that a child of God can fall very low, and yet be restored?” “I think it would be very dangerous to make the experiment.”

    Like

Leave a comment